De Peelrandbreuk
De Peelrandbreuk. Een aanwijzing voor breukactiviteit vormen nog steeds de periodiek optredende aardschokken met hun epicentra langs het breukvlak van de Peelrandbreuk. Uit de resultaten van recente waterpassingen (1952 en 1964) langs een meetlijn tussen Gemert en Deurne blijkt, dat de relatieve beweging langs de Peelrand- breuk gemiddeld 0,3 mm. per jaar bedraagt. Deze kleine verschuivingen verlopen niet geleidelijk maar schoksgewijs, zodanig dat ze voelbaar zijn in de vorm van aardbevingen. Op 20 november 1932 deed zich een aardbeving voor bij Uden met een kracht van 5 eenheden op de schaal van Richter. Hierbij werd gedurende korte tijd een zwaar gerommel gehoord, terwijl scheuren optraden in vele gebouwen. De beving werd geregistreerd in Leningrad, op 1760 kilometer van het epicentrum. Ook in 1961, 1972, 1981 en 1982 hebben nog enige lichte aardschokken plaats gevonden in het Nederlandse breukenstelsel.
|
Dwarsdoorsnede van geologische formaties en locaties van breuken. De Peelrandbreuk is de bekendste hiervan en is bepalend geweest voor de bijzondere geologische opbouw van de Peelbodem.
![]() |
|
|
|
Delen van de aardkorst, die omlaag bewegen langs o.a. de Peelrandbreuk heten slenken, zoals de Centrale Slenk (gebied de Meierij van Brabant) en delen die omhoog geduwd worden heten horsten, zoals de Peelhorst. Bij de Peelrandbreuk zijn de delen van de korst met honderden meters ten opzichte van elkaar verschoven, maar de hoogteverschillen zijn veelal door dekzanden en leem- en kleiafzettingen nagenoeg onzichtbaar.
De aanwezigheid van de Peelrandbreuk op de Perekker is het duidelijkst waarneembaar in de waterhuishouding; aan het zogenaamde wijstverschijnsel. Het wijstverschijnsel, of kortweg wijst, is een verschijnsel waarbij topografisch hoger gelegen gronden (de Peelhorst) aanzienlijk natter zijn bij de breuklijn dan de direct ernaast liggende lagere gronden (de Perekker - de Centrale Slenk). Deze hoge kwelplekken (in het landschap moeilijk te zien door de dekzanden) bevinden zich steeds aan de noord-oostzijde van de breuk. Op de Perekker is aan de groei van de beplanting de loop van de breuklijn (nat/droog) duidelijk waar te nemen.